Sociaal domein
Tekorten op Jeugd
De gemeente is verantwoordelijk voor taken op de terreinen Zorg, Werk en Jeugd. Deze drie terreinen komen afzonderlijk aan de orde in Programma 1 Sociaal Domein, verreweg het grootste van de zes programma’s. Met name op de decentralisatie Jeugd kampen veel gemeenten met grote tekorten. Amstelveen behoort hier tot de grote tekortgemeenten. Zie verder ook de tekst bij het hoofdstuk "Financiële verhouding".
Rijksmiddelen
De landelijke tekorten op Jeugd liggen in de orde van € 1,7 miljard (rapport AEF december 2020 met cijfers over 2019). Dat was nog voor de grote gevolgen die Corona met zich meebracht. Op basis van de uitkomsten van het onderzoeksrapport van AEF heeft het Rijk vanaf 2022 incidenteel extra geld beschikbaar gesteld. Tegelijk zijn vanaf 2022 ‘normatieve’ (lees: taakstellende) besparingen ingeboekt van macro € 214 miljoen. Dit bedrag is gebaseerd op een maatregelenpakket in het rapport van de arbitrage-commissie ‘waarover overeenstemming bestaat tussen Rijk en VNG’. In het rapport loopt dit bedrag meerjarig op tot afgerond € 1 miljard per 2026 voor alle gemeenten. Er tekenen zich aldus twee sporen af: Het eerste spoor is de erkenning van de bestaande tekorten en de verantwoordelijkheid van het Rijk voor een betere bekostiging (meer geld). Het tweede spoor is de inzet op een betere beheersing en terugdringing van de kosten, zowel binnen de bestaande regelgeving als via aanpassing van de regelgeving
De beoogde terugdringing van kosten zou moeten worden gerealiseerd via de Hervormingsagenda Jeugd 2022-2028. Deze wordt opgesteld door het ministerie van VWS, zorgaanbieders, cliënten(vertegenwoordigers), professionals en de VNG. De Hervormingsagenda Jeugd moet leiden tot verbetering van de (complexe) hulpverlening en een financieel beheersbaar en duurzaam jeugdstelsel. De Hervormingsagenda is tijdelijk opgeschort in de eerste helft van 2022 omdat in het nieuwe Regeerakkoord eenzijdig € 500 miljoen extra bezuiniging op Jeugd is ingeboekt bovenop de hiervoor genoemde, reeds ingeboekte € 1 miljard. Het kabinet heeft na druk van de gemeenten en VNG besloten het risico te dragen voor deze € 500 miljoen extra bezuiniging (in plaats van dit risico bij gemeenten te leggen). Het is aan het Rijk om invulling te geven aan deze extra bezuiniging van € 500 miljoen met extra (wettelijke) maatregelen. Doordat het Rijk dit risico voor haar rekening neemt wordt een doorstart gemaakt met de Hervormingsagenda. De gesprekken hierover tussen onder andere VNG en Rijk verlopen moeizaam en de voorstellen vanuit het Rijk ten aanzien van de concrete invulling van de bezuiniging laten nog op zich wachten.
De gemeente houdt de ontwikkelingen nauw in de gaten en waar mogelijk zijn en worden maatregelen uit de hervormingsagenda al lokaal geïmplementeerd. In afwachting van nadere informatie en nieuwe afwegingen voor 2024 en verder heeft Amstelveen de reële kosten van voortzetting van het bestaande gemeentelijke beleid in de begroting opgenomen en de tekorten op Jeugd voor deze jaren voor eigen rekening genomen, ten laste van de gemeentelijke reserve.
Lokaal beeld, invloed Corona, maatregelen
Er is van 2018 tot en met 2021 een grote stijging te zien geweest van de jeugdhulpkosten. De financiële tekorten t/m 2021 werden veroorzaakt door een combinatie van factoren, waaronder een stijging van het aantal cliënten, de lengte van trajecten en de zwaarte van trajecten. Corona heeft alle drie deze ontwikkelingen versterkt. Met name in 2020 was de stijging van kosten mede hierdoor fors. De onderliggende maatschappelijke oorzaken zijn divers. Ook de indexatie van de tarieven is een jaarlijks terugkerend issue omdat deze vaak hoger is dan de compensatie vanuit het Rijk. De lokale/regionale maatregelen vanaf 2018 hebben effect gehad, maar hebben tegelijk de opwaartse trend t/m 2021 niet kunnen keren. Zeker niet gezien de gevolgen van Corona.
In 2022 zijn de jeugdhulpkosten gedaald ten opzichte van eerdere jaren. Deze daling heeft verschillende oorzaken. Er zijn minder jeugdigen in zorg dan in 2021, er zijn meer jongeren naar andere gemeente overgedragen door de wijziging van het landelijk woonplaatsbeginsel dan onze gemeente heeft ontvangen (vaak ging dit om duurdere trajecten al dan niet met verblijf) en de gemiddelde kosten voor de grootste groep ‘ambulante jeugdhulp’ per traject zijn gedaald (mede door de nieuwe inkoop per 2022). Relatief kleine dalingen in deze gemiddelde kosten per jeugdige hebben door het grote aantal jeugdigen een groot effect.
Ondanks de daling van de kosten voor 2022 ten opzichte van 2021 is voor de komende jaren de verwachting dat de opwaartse druk op de jeugdhulpkosten aanwezig blijft. Stijging van het aantal jeugdigen, de lengte en de zwaarte blijven gezien maatschappelijke ontwikkelingen reëel.
Tegelijk lijken de maatregelen om de kostenstijging te remmen meer in evenwicht met deze opwaartse druk. De maatregelen zullen worden doorontwikkeld om de opwaartse druk tegen te gaan en tegelijk passende en noodzakelijke jeugdhulp te blijven bieden. Naast de nieuwe inkoop in 2022 gaat het bijvoorbeeld om de werkwijzen per verwijsgroep (o.a. POH GGZ jeugd voor huisartsen, IHV13w om inzet van jeugdbescherming te voorkomen in gezinnen waar onveiligheid heerst) en het sturen op de lengte en zwaarte van trajecten via tussentijdse zorgevaluaties.
Tekorten op Wmo
De eenzijdige invoering door het Rijk van een vast, laag abonnementstarief voor Wmo-maatwerkvoorzieningen heeft bij gemeenten ervoor gezorgd dat sprake is van een aanzuigende werking waardoor het volume van het aantal aanvragen reeds enkele jaren aan het groeien is. Inmiddels heeft het Rijk aangekondigd het abonnementstarief te wijzigen in 2025. Tot die tijd wordt een sterke groei verwacht van het volume van de aanvragen. Doordat het minimumloon is gestegen en vanwege mondiale problematiek zien wij de kosten van zowel diensten als de levering van goederen stijgen.
Naast genoemde aanzuigende werking vanwege het abonnementstarief en de prijsstijgingen van diensten en goederen zijn ook andere factoren van het Rijksbeleid van invloed, zoals beleid dat gericht is op het langer thuis blijven wonen, de krapte op de woningmarkt (voor wat betreft woningaanpassingen) en de stijging van de salarissen en daarmee de tarieven in de zorg.
Zowel voor Jeugd als voor de Wmo geldt, dat een hogere indexatie dan landelijk wordt gecompenseerd een belangrijke risicofactor blijft, die voor een stijging van de tekorten kan zorgen. Weliswaar heeft het Rijk een extra nominaal accres gemeentefonds 2022 aangekondigd via de meicirculaire 2023, maar het is op dit moment onduidelijk of dit toereikend is om de hogere kosten door tarievenstijgingen (indexaties) te compenseren.
Uitkeringen levensonderhoud (Bijstandsgelden)
De BUIG-gelden (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorziening Gemeenten) betreffen het budget dat gemeenten ontvangen voor het verstrekken van bijstandsuitkeringen. Dit budget wordt objectief bepaald. Als gemeenten meer of minder uitgeven aan bijstandsuitkeringen blijft dit voor rekening van de gemeente. Dit budget gaat alleen over de uitkeringsgelden. De bekostiging van de ambtelijke uitvoeringskosten wordt geacht plaats te vinden via de algemene uitkering gemeentefonds.
Zoals ieder objectief verdeelmodel brengt ook dit verdeelmodel voor- en nadeelgemeenten met zich mee. Amstelveen behoort relatief bezien in dit model tot de grotere voordeelgemeenten. De actuele raming van de verwachte uitkering BUIG van het Rijk bedraagt € 21,5 miljoen versus de geraamde bijstandsuitgaven van € 17 miljoen.
Inhoudelijk verdiepingsonderzoek bij de grootste voor- en nadeelgemeenten laat zien dat er een verband bestaat tussen positieve financiële resultaten en de invulling die gemeenten geven aan beleid en uitvoering. De positieve Amstelveense scores in het gehouden onderzoek bevestigen dat. Dat correspondeert met het feit, dat Amstelveen tegelijkertijd veel meer middelen inzet op re-integratie dan de hiervoor beschikbare gelden. Op het totaal van de bijstandsgelden én de re-integratiegelden is per saldo sprake van een geringer voordeel. Het voordeel op bijstand/re-integratie is in de Amstelveense begroting ingezet binnen het gehele sociaal domein ter dekking van (een deel van) het tekort op de bekostiging van de Jeugdhulp.
Door het voordeel op de BUIG structureel in te zetten ter dekking van het tekort op Jeugdhulp zijn tot dusverre pijnlijke ingrepen voorkómen. Maar dit maakt onze structurele begrotingspositie wel kwetsbaarder op dit onderdeel. Een terugloop van het BUIG-voordeel is nu een budgettair risico. Daarbij spelen de volgende risico's:
- Er lopen nog steeds onderzoeken om het verdeelmodel verder te verbeteren, met name waar het gaat om de (relatieve) “uitschieters” in de verdeling. Een lagere uitkering door modelaanpassingen blijft daarmee een risico. Dat een voordeel op het verdeelbudget is te relateren aan inhoudelijk beleid en uitvoering zegt nog niet, dat dit de totale omvang van het huidige voordeel verklaart;
- Bij de verdeling van het landelijk budget kunnen schommelingen in de volumes van maatstaven, landelijk en lokaal leiden tot herverdeeleffecten;
- Bij de huidige arbeidsmarktkrapte daalt het (landelijke) bijstandsvolume. Een lager macro-budget betekent ook een lager herverdeelvoordeel. Daarnaast is het (relatief geringe) Amstelveense bijstandsbestand veel minder “beweeglijk” dan het landelijk bestand.
Verder is met de oorlog in Oekraïne naast het onnoemelijke menselijke leed, sprake van veel onzekerheid in de wereld en daarmee ook in de economie. De mogelijke gevolgen voor onze economie die sterk afhankelijk is van de internationale economische situatie, betekenen een onzekere nabije toekomst.
Een nadeel van 10% op het huidige budget correspondeert met een bedrag van circa € 2 miljoen.